Spreker: Jan Fluit Onderwerp: Zien, hoe doen we dat? Uitgangstekst: Num.12-14 Extra teksten: Datum: 19-05-2019 Infotheek nr: 4235 Presentatie (PPT): Numeri 12 : 6-8 6 Hij zei: Luister toch naar Mijn woorden! Als iemand onder u een profeet is, maak Ik, de HEERE, Mij door een visioen aan hem bekend, spreek Ik met hem door een droom. 7 Maar zo doe Ik niet tegenover Mijn dienaar Mozes, die in Mijn hele huis trouw is, 8 met hem spreek Ik van mond tot mond, ja, zichtbaar, en niet in raadsels. Hij aanschouwt de gestalte van de HEERE. Waarom dan bent u niet bevreesd geweest om over Mijn dienaar, over Mozes, te spreken? Numeri 13 : 27,28  27 Zij vertelden het Mozes en zeiden: Wij zijn in dat land gekomen waarheen u ons gestuurd hebt, en werkelijk, het vloeit over van melk en honing, en dit is zijn vrucht. 28 Het volk echter dat in dat land woont, is sterk, de steden zijn versterkt en heel groot, en ook hebben wij daar nakomelingen van Enak gezien. Numeri 13 : 30,31 30 Toen bracht Kaleb het volk tegenover Mozes tot bedaren, en zei: Laten wij vrijmoedig optrekken, wij zullen het land in bezit nemen, want wij zullen het zeker overmeesteren. 31 Maar de mannen die met hem opgetrokken waren, zeiden: Wij kunnen tegen dat volk niet optrekken, want het is sterker dan wij. Numeri 13 : 32,33 32 En zij lieten een kwaad gerucht uitgaan bij de Israëlieten over het land dat zij verkend hadden, door te zeggen: Het land waar wij doorgetrokken zijn om het te verkennen, is een land dat zijn inwoners verslindt, en heel het volk dat wij in het midden daarvan gezien hebben, bestaat uit mannen van grote lengte. 33 Wij hebben er ook reuzen gezien, nakomelingen van Enak, afkomstig van de reuzen. Wij waren in onze eigen ogen als sprinkhanen, en zo waren wij ook in hun ogen. Numeri 14 : 1-3 1 Toen begon heel de gemeenschap luid te weeklagen en bleef het volk in die nacht luid jammeren. 2 Al de Israëlieten morden tegen Mozes en tegen Aäron. Heel de gemeenschap zei tegen hen: Waren wij maar in het land Egypte of in deze woestijn gestorven! Waren wij maar gestorven! 3 Waarom brengt de HEERE ons dan naar dit land, zodat wij door het zwaard vallen, en onze vrouwen en onze kleine kinderen tot prooi worden van de vijand? Zou het niet beter voor ons zijn naar Egypte terug te keren? Numeri 14 : 6-9 6 En Jozua, de zoon van Nun, en Kaleb, de zoon van Jefunne, twee van hen die het land verkend hadden, scheurden hun kleren, 7 en zeiden tegen heel de gemeenschap van de Israëlieten: Het land waar wij doorgetrokken zijn om het te verkennen, is een bijzonder goed land. 8 Als de HEERE ons genegen is, zal Hij ons in dat land brengen en zal Hij het ons geven, een land dat overvloeit van melk en honing. 9 Alleen, kom tegen de HEERE niet in opstand, en u, wees niet bevreesd voor de bevolking van het land, want zij zijn ons tot voedsel, hun schaduw is van hen geweken, en de HEERE is met ons. Wees niet bevreesd voor hen! Numeri 14 : 10 10 Toen zei heel de gemeenschap dat men hen met stenen moest stenigen. Maar de heerlijkheid van de HEERE verscheen in de tent van ontmoeting, voor al de Israëlieten.